Na 70 jaar NAVO een Europees leger?
Dit jaar viert de alliantie 70 jaar. Een verjaardag die niet onopgemerkt voorbijgaat omdat de jarige verschillende gelukwensen krijgt. Deze gaan van groot enthousiasme en engagement tot het hersendood verklaren. Er zijn vandaag vele redenen om de NAVO te feliciteren. Toch loopt nu volop een debat, niet zo zeer over de alliantie zelf, maar wel over de mogelijke uitbouw en de rol van een Europees leger. Na de Brexit worden 80% van de middelen voor de NAVO betaald door niet-EU-lidstaten.
De meningen hierover zijn sterk uiteenlopend. Vooral de Oost-Europese EU-landen vrezen een doublure met de NAVO en zetten alle hoop op de Atlantische alliantie. Andere lidstaten waaronder Frankrijk zijn grote voorstander van zo'n Europees leger. De discussie over een eigen Europees leger gaat al een tijdje mee maar wordt nu gevoerd rond het concept “de Europese strategische defensie autonomie”. Maar wat verstaat men daar eigenlijk onder? Waarom is deze discussie zo gevoelig maar ook belangrijk voor de toekomst van het Europees buitenlands beleid?
Dit concept werd voor het eerst gelanceerd in 2013 en daarna nog eens hernomen in 2016. In het recente rapport “on the implementation of the common Security and Defence policy” van december 2019 doet men een verdienstelijke poging om duidelijk te maken waarover het hier gaat. Het concept wordt er omschreven als een lange termijndoelstelling dat een stapsgewijze afstemming van de nationale defensieplanning en capaciteitsontwikkeling veronderstelt.
Het gebrek aan samenwerking in Europa kost ons bij schatting jaarlijks tussen 25 miljard euro en 100 miljard euro.
Verder stelt het rapport dat dit concept moet gebaseerd zijn op drie pijlers. Ten eerste op autonome operationele capaciteit. Deze vraag stelt zich nu bijvoorbeeld in de Sahel. Wij zijn daar al meer dan zeven jaar actief zonder veel succes.
Ten tweede moet het concept een autonome beoordeling door Europa van een crisissituatie en de mogelijkheid om autonoom een beslissing te nemen, voorzien.
Een oplossing in Libië is voor Europa zeer belangrijk. We moeten daar met het Berlijnse initiatief verder het voortouw nemen.
Ten derde moet er ook autonoom kunnen gehandeld worden wanneer de Europese belangen in gevaar zijn.
Na de mislukking in 1954 om tot een Europees leger te komen, wordt nu ingezet op een stapsgewijze aanpak. Vanuit een functionalistische visie gaat men nu kijken waar er efficiëntiewinsten liggen. En of er die zijn!
Er zijn momenteel 178 verschillende wapensystemen in de EU, in de VS zijn er maar 30. In de Europese legers zijn er 17 verschillende gevechtstanks actief, in de VS maar één. Ook wat onze helikopters betreft, zijn er meer types in Europa dan dat alle regeringen kunnen komen. Dit gebrek aan samenwerking in Europa kost ons bij schatting jaarlijks tussen 25 miljard euro en 100 miljard euro. Dit is enkel te wijten aan inefficiëntie, gebrek aan competentie en onvoldoende industriële schaal.
Er zijn momenteel 178 verschillende wapensystemen in de EU, in de VS zijn er maar 30
Een Europees leger is nog niet voor morgen maar meer Europese slagkracht en grotere efficiëntie is de volgende jaren essentieel. Dit moeten we realiseren samen met de 70-jarige alliantie, de NAVO.In het hoofdgebouw van de NAVO te Brussel werd op de muur de spreuk “animus in consulendo liber” aangebracht. Het wordt tijd dat er Europa aan toegevoegd wordt.
Animus “europea” in consulendo liber.
Kris Peeters